Dankzij Juulke Priester genoot het centrum van Rollegem tijdens WO I van elektriciteit.
Tijdens de oorlog heerste een gebrek aan alles. Odiel Moerman uit de wijk Rollegem-Knok bedacht een manier om gaslicht te trekken uit kolen. Gemeentesecretaris Gaston Vandeghinste en hoofdonderwijzer Aloïs D’Hooghe vonden dit een waardevol initiatief en kochten een tweedehands gasmotor van 40 PK. Mecanicien Jules Depreester hield het ding draaiende. Met paaltjes en zinkdraad werd de elektrische stroom ter beschikking gesteld in het centrum van Rollegem.
Het dorp betaalde een zware tol en leed onder verordeningen, opeisingen en inkwartiering. Er stierven twaalf Rollegemnaren als militair, zes als weggevoerde arbeider en één als burgerlijk slachtoffer. Rond 21 oktober was de vreugde groot toen de Engelse bevrijders het dorp bereikten. Enkel voor Joris Derycke uit de Munkendoornstraat liep die dag slecht af. Hij vond een handgranaat en wou die onderzoeken, maar het ding ontplofte en trof hem dodelijk.
Na de inval van de Duitsers in België, op 4 augustus 1914, duurde het nog meer dan twee maanden voor de regio Kortrijk bezet was. Dat betekent niet dat de mensen hier niet meeleefden met wat er gaande was, zelfs tot in het kleine dorpje Rollegem.
Op 24 augustus deed zich een merkwaardig fenomeen voor, dat de geschiedenis inging als “schuwe maandag” of “vliegende maandag”. Die dag was in de streek van Doornik een gerucht ontstaan dat zich razendsnel verspreidde: “Mensen, ze zijn in aantocht! Haast u en vlucht! Alle mannen tussen 15 en 50 jaar moeten mee gaan vechten met de Duitsers!”
Daarop sloegen de bewoners massaal op de vlucht. Op het platteland en in de steden, van Doornik tot Kortrijk en Roeselare spoedde iedereen zich verschrikt naar bossen en verlaten panden om zich zo goed mogelijk te verstoppen. Ook de Rollegemnaars geloofden het verhaal. Het gerucht bleek gelukkig vals te zijn. Beschaamd keerden de “heldhaftige” mannen uit hun schuilplaats terug om hun gewone werk verder te zetten.
Wist je dat de bekende schrijver Stijn Streuvels tijdens WO I een dagboek bijhield? Ook hij had het op 24 augustus over de vluchtelingen: “Op de velden zie ik de landlieden aan 't werk die in der haast een woord vernemen van de vluchtelingen, hun gereedschap neerwerpen en ook aan 't lopen gaan. Er moet voorzeker iets gebeurd zijn!” Verder voegt hij er nog aan toe: “Veldwachters, schoolmeesters, pastors en kosters - alwie 't voorbeeld moeten geven van bedaardheid, hebben zich laten vangen door vrees.”